Citadelpark Gent

Buskruitfabriek Cooppal Wetteren

Vliegvelden WO I Regio Gent

WO I Munitiepark Kwatrecht

De Dodendraad

De Hollandstellung - Duitse WO I bunkerlinie

Reichsschüle Flandern - SS-School Kwatrecht

Duitse Atlantic Wall Radarpost - Goldammer

WOI en II Munitiedepot De Ghellinck Zwijnaarde

Duitse gangen onder centrum Gent WOII

Publieke WOII Schuilplaatsen Groot Gent

Het Fort van Eben Emael

KW-linie

WO I - Kwatrecht - Melle

18 daagse veldtocht gekoppeld aan TPG

Neergestorte B17 te Kwatrecht 19-09-1944

De bevrijding WO II van de regio rond TPG

Details van de legers:

Gesneuveldenlijsten:

Contact en onbeantwoorde vragen

Media-aandacht

Copyright

Links

Beschrijving van bruggenhoofd Gent.

Een nadere blik op de technische kant van de bouw van de bunkers.

De bouw van de bunkers was in veel gevallen een niet zo eenvoudige zaak. Vaak waren het moeilijke structuren om in die tijd reeds te maken met de middelen van toen. Men mag ook niet vergeten dat de bouw zo geheim mogelijk moest blijven. Ook stonden de structuren toen ook op moeilijk te bereiken plaatsen, wat de bouw ervan niet vergemakkelijkte. Hieronder vindt u een vrij technisch overzicht over de technieken en bouwwijzen die moesten gehanteerd worden.

1. Het ontstaan van bunkers in het militaire vestingswerk.

De eerste vorm van vestingen die men kon terug vinden in het verleden hadden steeds 2 hoofddoelen. Zo moesten ze enerzijds de plaatselijke bevolking behoeden van het oorlogsgeweld en anderzijds de verdedigers er in opgesteld, voldoende bescherming bieden tijdens een aanval.

In eerste instantie gebeurde dit door de bouw van burchten nabij vooral toenmalige steden maar de invloed daarvan was meestal nog vrij beperkt tot de burchtheer en zijn directe entourage.

Dit breidde al snel uit tot het plaatsen van hoge muren rondom steden in combinatie met muurtorens en poorten om de stad te kunnen betreden, de gekende oude stadswallen.

In de 15e eeuw ontstonden echter de eerste kanonnen die in staat waren met hun projectielen deze muren te doorbreken. Dit leidde er toe dat men ging afzien van onmetelijk hoge muren en lagere dikkere muren ging bouwen. Op en achter deze muren ging men dan bijkomend verdedigingsgeschut plaatsen. Dergelijke bouwsels bleken te sterk voor de toen bestaande kanonnen gebruikt in de klassieke aanvallen op steden. In deze periodes hoort men ook voor het eerst begrippen als kazematten terugkomen. Dit waren boogvormige bakstenen gewelven die bijkomend vaak nog eens waren afgedekt met een laag grond op projectielinslagen op te vangen. Forten werden toen, laat het duidelijk zijn, nog volledig in baksteen opgetroken. Deze waren dan in het algemeen opgetrokken uit een aaneensluiting van kazematten. Deze boogvormige kazematten boden dan plaats als stapelplaats van militair materieel, schuilplaats en verblijf van soldaten alsook het opstellen van geschut achter schietgaten en op verdedigingende opstellingen binnen de forten. Voor Antwerpen zijn de oude Spaanse stadswallen en grachten hiervan een voorbeeld. Deze waren in totaal ongeveer 13 km lang. Voor Gent kan dit ook nog worden teruggevonden als de oude stadswallen, alhoewel daar nog amper iets van terug te vinden is behalve in wat namen van straten die nog naar oude poorten verwijzen zoals bv de Heuvelpoort en de Hoogpoort.

Halverwege de 19e eeuw dook een nieuwe vorm van artillerie op. Namelijk artillerie met een geschroefde loop. Dit maakte dat de projectielen hun schootsbereik veel precieser werd en er bijkomend een schietbereik van 1200 à 5000 meter kon worden bereikt. Hierdoor voldeden dus versterkte wallen en forten zeer dicht bij de stad niet meer omdat deze letterlijk overschoten werden en op die manier de stad toch nog werd beschoten en getroffen.

Vanaf toen begon men dan ook met de bouw van forten op een aanzienlijke afstand van de stad. Deze fortengordels op enkele kilometers van de eigenlijke stad moesten dan de stad zelf kunnen beschermen tegen mogelijke vijandelijke artillerie. Voor België werden dat vanaf 1851 de bouw van 20 versterkte schansen en forten rondom Antwerpen.

Te Antwerpen was dit een aaneensluiting van 8 bakstenen forten gebouwd vanaf 1851. Deze forten zullen getypeerd worden als de Brialmont-forten van Antwerpen. Deze 8 forten lagen op 2 à 2.5 km afstand van de oude Spaanse vesten die toen nog grotendeels bestonden en op de randen van de toenmalige stad Antwerpen lagen (oude Antwerpse standswallen en grachten). Voor Antwerpen waren dit de forten van Wijnegem (Fort 1), Wommelgem (Fort 2), Borsbeek (Fort 3), Mortsel (Fort 4), Edegem (Fort 5), Wilrijk (Forten 6 en 7) en Hoboken (Fort 8). Tussen de forten lagen dan telkens nog eens een 3 tal schansen (kleinere verdedigingsposten) om de tussenzones te verdedigen. De noordzijde van Antwerpen werd niet van forten voorzien omdat dit voldoende beschermd beschouwd werd door mogelijke overstromingsgebieden. Daarnaast beschouwde men toen de aaneensluiting van Schelde, Rupel en Nete als natuurlijke verdedigingsstelsels meer naar het binnenland toe. Tussen 1860 en 1865 mag men de bouw van de eerder vermelde 8 Antwerpse Brialmont-forten als afgewerkt beschouwen.

Als verdediging van de Scheldeoevers begon in 1870 aan de linkeroever de bouw van de forten van Kruibeke, Zwijndrecht en Sint Marie. Langs de benedenschelde werd het fort Sint Philippe gebouwd. Ook startte de bouw van De Perel, een nooit afgewerkt fort. Dit fort werd tijdens WOII door de Duitsers nog gebruikt als opslagplaats voor mijnen en bij hun vertrek in 1944 definitief totaal opgeblazen.

Tijdens de eerste Frans-Duitse Oorlog in 1870 werd al duidelijk dat beide partijen elkaar bestookten met steeds zwaardere artillerie. Men bleek toen al in staat elkaar te bestoken vanop afstanden van rond de 7 km. Toen reeds bleken de bestaande forten nog altijd te dichtbij de stad Antwerpen gebouwd. Kort daarna begint men dus met de bouw van de tweede fortengordel rond Antwerpen op een 16 tal kilometer van het centrum van Antwerpen verwijderd. Rond deze periode dient ook de bouw van de forten rond Namen en Luik te worden gesitueerd omdat men vreesde dat zowel Duitsland als Frankrijk wel eens door België zouden durven proberen door te stoten naar de vijand.

Op het einde van de 19e eeuw kregen de gebruikte projectielen een veel vernietigendere uitwerking en de schootsafstand van de projectielen breidde nogmaals uit tot 10 a 15 km. Om hier aan te weerstaan werd op verschillende plaatsen een tweede verder van de belangrijke stad gelegen fortengordel opgetrokken. Voor de Antwerpse fortengordel kon men dit bekijken als de buitenste fortengordel. Omwallen van steden werd op dat gebied weinig van belang. Tussen de forten zelf werd in geval van aanvallen de infanterie opgesteld om zo vijandelijke doorbraken te proberen vermijden.

De eerste forten van de buitengordel werden de forten van Lier en Walem (1878 - 1889). Beide forten zouden nog herzieningen verkrijgen in de periode tussen 1891 - 1900. Ook de forten van Wintham en Steendorp dateren uit deze periode.

Van 1884 tot 1888 werd het fort van Schoten gebouwd tussen de bestaande forten van Merksem en Fort 1 (Wijnegem).

In 1886 krijg je de bouw van het spoorwegfortje van Duffel.

Van 1888 tot 1893 krijgt men ook de bouw van het fortje van Oorderen (verdwenen door havenuitbreiding) en Berendrecht.

Tussen 1888 en 1893 wordt ook de schans van Kapellen gebouwd.

In 1902 volgden dan nog de forten van Sint Katelijne Waver en Stabroek.. Deze beide forten zouden zelfs nog niet afgewerkt zijn bij het uitbreken van WO I.

Vanaf 1906 - 1907 ontstond grote discussie over het nut van heel wat bestaande forten die toen al (nog nooit gebruikt) hopeloos gedateerd waren. Er was zelfs sprake om de oude Brialmontforten letterlijk reeds te slopen.

Volgende aanpassingen werden uiteindelijk voorzien:

Naar de overstroombare noordelijke zone werd een bijkomende gracht voorzien. Tussen de oude Brailmontforten zouden betonnen redoutes opgetrokken worden en een bijkomende plaatsing van stalen sperhekkens.

Nabij Doel en Zandvliet werden nog 2 forten voorzien en nog bijkomend kustbatterijen met zwaar geschut.

De Hoofdverdediging op de rechter flank werd opgetrokken met nieuwe gepantserde forten en schansen. Let op dit waren nog altijd forten opgetrokken in ongewapend beton. De bijkomende forten werden gebouwd te Kapellen, Ertbrand, Brasschaat, 's Gravenwezel, Oelegem, Broechem, Kessel, Koningshooikt, Breendonk, Liezele en Bornem. Bijkomende schansen werden opgetrokken te Stabroek, Smoutakker, Schilde, Massenhoven, Koningshooikt (Tallaart), Sint Katelijne Waver (Bosbeek en Dorpveld), Liezele (Letterheide) en Puurs (Sint Pietersburcht).

Bij het uitbreken van WO I zouden nog heel wat van bovenstaande forten nog niet afgewekt zijn. Ze stonden nog grotendeels in hun ruwbouw en waren daardoor zo goed als onbruikbaar. Bijkomend was de veiligheidsgordel die was voorzien tussen de Brialmontforten eveneens amper afgewerkt en de voorziene ijzeren hekken waren ook nog niet geplaatst. Sommige Brialmontforten waren reeds gedeeltelijk gesloopt.

Tijdens de aanloop van WOI zouden Belgische troepen zelfs bepaalde nog in opbouw zijnde forten dynamiteren om gebruik door de Duitsers onmogelijk te maken. Dit was alvast het geval voor de schans bij Stabroek.

Nadat het Belgische leger was verdreven uit de Antwerpse forten en mee teruggetrokken tot achter de IJzer, werd ook de militaire situatie in het binnenland en en vooral ook Antwerpen door de Duitsers vrij drastisch aangepast.

Al vrij vlug aan het einde van 1914 krijgt men de situatie dat eenmaal het front aan de IJzer begint vast te lopen en dit overgaat in een eindeloze stellingenoorlog, meer en meer het gebruik van bunkerstellingen in plaats van grote forten. De eerste op dat moment opgetrokken structuurtjes die konden beschouwd worden als bunkertjes waren opgetrokken in afbraakmaterialen uit in de regio vernielde woningen. Dit werd dan aangevuld met boomstammen, dikke lagen grond,...

Vanaf 1915 ging men meestal al over op de bouw van bunkertjes in beton, vaak in het begin nog ongewapend beton. Het gewapend beton zou pas in voege treden naarmate de kracht van de artillerie nog toenam en het ongewapend beton ook niet meer voldeed voor de kracht van de obussen.

Wel is er toch duidelijk een groot verschil tussen bunkers opgetrokken in frontlijnen en deze opgetrokken in apart opgetrokken bunkerlijnen, niet gebouwd in de directe frontzone, bv de Hollandstellung. De bunkers in de frontlijnen zijn veel meer onderhevig geweest aan improvisatie. Apart opgetrokken bunkerlijnen waren daarentegen heel vaak heel precies qua bouwwerken op elkaar ingesteld. Schootsvelden gingen met elkaar overlappen en hun functies waren in het algemeen zeer minutieus gekend voor die bunkergordels effectief gebruikt werden.

Het mag ook duidelijk zijn dat het zeker niet zo evident was dergelijke constructies op te trekken in de eigenlijk frontzone. In frontzones diende dit vaak 's nachts in alle stilte te gebeuren om artilleriebeschietingen te vermijden. Indien dit meer weg van het geweld kon gebeuren, was dit vaak een taakbesteding van eenheden die tijdelijk op rustigere posities werden gebracht.

De Duitsers gingen soms gebruik maken van geprefabriceerde betonblokken. Zie bv de Hollandstellung voor wat betreft het stuk gebouwd door het Duitse 4e Leger. Deze maakten het bouwen ter plaatse natuurlijk heel wat eenvoudiger gezien men niet meer moest gaan bekisten ter plaatse maar anderzijds bleken deze bunkers veel minder bestand tegen zware artillerieprojectielen dan gewapend beton. Ook de Belgen gebruikten voor hun bunkers tijdens WOI vaak een soort prefab betonstenen die langwerpiger waren. Ze noemden dit "Nougats". Ook baksteen werd vrij courant gebruikt maar dit was reeds gekend als ondermaats vergeleken met beton. Gebruik van baksteen zal dan ook eerder voorkomen in de frontzone maar niet meer in achteruitgebouwde stellingen. Het overgrote gedeelte van bunkers dat nog vlot kan teruggevonden worden, betreffen dus ook vooral bunkers uit gewapend beton.

Ten tijde van WOI werd het velen echter ook duidelijk dat de statische situatie van fortengordels rond grote steden toch ook niet het effect hadden dat er werd van verwacht. Men ging dan ook vanaf dan over in het bouwen van verdedigingslijnen die niet meer specifiek 1 bepaalde stad gingen verdedigen. Dit is van Duitse kant gebruikt langs de Belgische kust, de Hollandstellung van Knokke aan de kust tot Vrasene nabij Antwerpen als bescherming tegen de neutraal Nederlandse grens, De bijkomende bunkerstellingen rondom Antwerpen (North-, West- en Sudabschitt), bunkers langs het kanaal van Antwerpen naar Turnhout,...

Op Belgisch grondgebied werd deze zienswijze gevolgd tussen de beide wereldoorlogen (het Interbellum) met onder andere de bouw van Bruggenhoofd Gent (TPG), de vele grensstellingen naar de grens met Duitsland toe, de bijkomend gebouwde forten oostelijk van Luik, de KW-linie,...

Meer details van wat vanaf het einde van WOI en vooral in het Interbellum nog in België werd gebouwd aan bunkers en forten is terug te vinden op deze link.

2. Algemene weetjes bij de bouw van de bunkers van TPG.

Onderstaande zaken komen grotendeels uit nota's en oude documenten die konden teruggevonden worden in de Moskou-archieven. Een gedeelte komt uit een nota die de aannemers pas werd bezorgd nadat ze een aanbesteding hadden gewonnen. De gegevens die deze nota bevatte, werden eigenlijk gedeeltelijk als een militair geheim beschouwd. Ook werd nog wat informatie toegevoegd, her en der gevonden in bestaande geschriften. De opmerkingen betreffende het beton zijn van eigen hand daar ikzelf toch al heel wat jaren bezig ben met betontechnologie. De informatie over de kostprijzen en de verschillende bouwfirma's zijn eveneens afkomstig uit de Moskou-archieven.

De uitvoering en opvolging van de werken, werd voor wat bruggenhoofd Gent betreft opgevolgd door de "Direction des Traveaux Fortificatifs Gand". Deze dienst stond onder leiding van respectievelijk een drietal militairen van hogere rang. Twee namen die hieromtrend veel opduiken in oude documenten zijn Kolonel Van Daele en Majoor Gruwez.

De eerste onteigeningen voor bruggenhoofd Gent zijn gestart in september 1934. Voor de onteigeningen zelf, had men een budget voorzien van ongeveer 10 miljoen Belgische franken. Dit was de helft van het voorziene budget voor de bouw van de ganse linie.

De bouw van de bunkers zelf werd uitbesteed aan burgerfirma's die konden inschrijven via een officiële openbare aanbesteding. De bouw werd origineel opgesplitst in 6 verschillende bouwprojecten, gegroepeerd per streek. Achteraf werd hier nog een 7e bijkomend bouwproject (op zich nog eens bestaande uit 3 deelprojecten) aan toegevoegd dat praktisch de ganse linie bestreek. De aannemer die de beste prijs gaf of het dichtst bij de voorgerekende prijs inschreef, kreeg dat bepaald bouwproject toegewezen. Omdat het over een militair project ging werd de aanbesteding zonder veel detailzin van lokatie van de werken en dergelijke uitgevoerd. De projecten waren gecodeerd als project A tot G.

De eerste bunker die werd gebouwd was de heden reeds afgebroken bunker AV15 op het Munitiepark te Kwatrecht. De bunkers op het grondgebied van Wetteren zijn ook de eerstgebouwden van de ganse linie. Vandaar ook dat men hier wat testbunkers vindt wat camouflage betreft.

Een bijkomend probleem bij de bouw van de bunkers is ook geweest dat men niet wilde dat men met zware machines beschadigingen ging aanbrengen zodat er bv zwaar verdichte zones in de grond zouden ontstaan waar achteraf geen gewassen zouden willen groeien. Het mocht niet te eenvoudig zichtbaar zijn waar de bunkers stonden.

Tijdens de bouw van de bunkers werd zoveel mogelijk de aandacht weggehouden van het publiek. Rondom de in opbouw zijnde bunkers werden houten weringen opgetrokken om de constructies zoveel mogelijk aan het oog te ontrekken. Er werden nooit bunkerplannen aan de aannemers overhandigd zonder dat er iemand van de militaire opzichters aanwezig was.

De in aanbouw zijnde bunkers werden bewaakt door de lokale rijkswacht. Ook na de bouw bleef de rijkswacht hiervoor bevoegd. Zij moesten op geregelde tijdstippen de bunkers inspecteren en melding maken indien er zich beschadigingen hadden voorgedaan. Defecten werden meegedeeld aan de militaire instanties zodat herstellingen en ook bv wateroverlast aan de binnenkant konden opgelost worden.

Vanaf 1936 werd de 1e Infanteriedivisie gestationeerd te Gent, belast met het dagelijks onderhoud van de bunkertjes van Bruggenhoofd Gent.

Bij mijn zoektocht naar meer informatie ontving ik onderstaande brief van Mr Armandus De Booser. Deze man was één van de militairen die instonden voor het onderhoud van de bunkertjes tussen 1938 en 1940 toen de strijd losbarste. Het briefje is te mooi om het u te onthouden.

briefje onderhoud bunkertjes briefje onderhoud bunkers

(Op 16-12-2008 is onze briefschrijver op de gezegende leeftijd van 96 Jaar overleden)

Een kleine opmerking die ik kreeg over de bunkers gebouwd te Kwatrecht.

Heel wat bouwmaterialen voor de bunkers gebouwd te Kwatrecht, zouden grotendeels zijn toegekomen met de trein te Herzele. Van daar uit zijn de bouwmaterialen met alle mogelijke middelen uit die tijd, hoofdzakelijk karren en zelfs hondenkarren, getransporteerd in de richting van waar heden de bunkers staan. Een zuiver bewijs van het lossen van deze materialen in de buurt van het station van Herzele zou een klein wit, ondertussen sterk in verval zijnd huisje moeten zijn juist aan de spoorweg in de Bergafstraat te Hillegem. De achterbouw van dit huisje zou gemaakt zijn met de overschotten van de achtergebleven bouwmaterialen die origineel voor de bunkers bedoeld waren.

foto huisje bergafstraat Hillegem foto achterbouw met materialen voor de bunkers?
Hierboven ziet u het huisje met de witte gevel juist achter de spoorlijn te Hillegem in de Bergafstraat.
De achterbouw zou gemaakt zijn met restanten van bouwmaterialen die eigenlijk bedoeld waren voor de bouw van de bunkers.

Externe bronnen:

  • M&L 1990 07-08: Duitse bunkers aan de Belgische Kust - Didier Tempère
  • M&L 1991 03-04: De Antitankgracht - Marc De Borghen
  • M&L 2007 01-02: De Sporen van Den Grooten Oorlog - H.Decoodt